JOSÉ MARSMAN-VAN LOY (58)
José Marsman-van Loy (58) is vrijwilliger bij het Rode Kruis, locatie Hellendoorn-Nijverdal, district Twente. Het is alweer elf jaar geleden dat haar zoon Gerard haar meeneemt als introducee. Ze vindt het zo leuk dat ze besluit vaker te gaan. Nu noemt ze zich beroepsvrijwilliger. Ze is onder meer locatiecoördinator evenementen, notuleert en helpt met de logistiek. Het enige waar ze spijt van heeft, is dat ze niet eerder met Gerard is meegegaan.
GERARD MARSMAN (31)
Ooit was Gerard Marsman (31) alleen vrijwilliger. Sinds drie jaar mag hij zich vol trots beroepskracht noemen bij het Rode Kruis in district IJsselland. Hij is coördinator hulpverlening. Zijn vrijwilligerscarrière begint op zijn twaalfde als hij via zijn buurmeisje bij de jeugdafdeling van het Rode Kruis terecht komt. Na vier jaar EHBO-les mag hij als 16-jarige voor het eerst mee naar een evenement. Dat vond hij machtig. Naast zijn baan bij het Rode Kruis is hij ook nog altijd vrijwilliger bij locatie Hellendoorn-Nijverdal.
Leestijd 9 minuten
GERARD MARSMAN EN JOSÉ MARSMAN-VAN LOY
“O, ben jij de moeder van Gerard?!”
Zij staat bekend als de ‘moeder van Gerard’. Hij is beroepskracht die in zijn vrije tijd ook nog altijd vrijwilligerswerk doet voor het Rode Kruis. Ook 'moeders', zoals Gerard zijn moeder José liefkozend noemt, zet zich fulltime in. Als vrijwilliger. De band tussen die twee? Hecht. Heel hecht. En over hun passie raken ze nooit uitgepraat. ‘Kan het ook een keer ergens anders over gaan?’, vraagt de familie weleens.
Aan de keukentafel in het ouderlijk huis, zegt Gerard: “Ik ben voor dit gesprek maar even naar moeders gereden.” “Hij noemt me altijd moeders, maar ik heb een naam…,” lacht José, terwijl ze thee inschenkt. Een hecht duo, dat zie je zo. En een duo dat Rode Kruis ademt. “Gerard heeft me besmet met het Rode Kruis-virus. Hij heeft me verslaafd gemaakt.”
Moeder en zoon; een sterkere band is er vaak niet. Naast familie delen ze ook de Rode Kruis-familie. Hoe is dat? Ga je elkaar anders bekijken? Hoe is die band? In plaats van elkaar te bevragen, zoals gebruikelijk in de rubriek Hemd van het Lijf, geven ze antwoord op onze vragen.
Gerard, hoe zou jij je moeder omschrijven?
“Moeders is het type vrijwilliger dat alles wil doen, niet alleen de evenementen. Ze zet zich in vanuit de grondbeginselen van oprichter Henry Dunant: het verlenen van noodhulp aan iedereen die het nodig heeft. Of ze nu een nachtdienst draait, theedrinkt met een vluchteling of EHBO doet op een evenement. Ze doet alles. Ze is heel gedreven en staat altijd klaar voor anderen. Dat is prettig voor onze organisatie. Ik hoef haar maar te bellen en ze offert haar vrije uurtjes op. Laatst nog, toen we druk waren met de vluchtelingenopvang, had ik een gat in mijn rooster. Dan bel ik mijn moeder. Ze maakt graag tijd en ze zegt niet zo gauw nee.”
Gerard Marsman
Zeg José, hoor je dat?
“Ja, dat klopt wel. Ik maak heel veel uren voor het Rode Kruis. Ik ben huisvrouw, zwemtrainer en zwemofficial en ik zit in veel besturen. Ik heb geen tijd voor een vaste baan. Dit is mijn werk.”
Gerard: “We moeten van die bereidwilligheid geen misbruik maken natuurlijk. Ik bedank haar regelmatig met een bos bloemen. Het is niet alleen maar halen. Je moet goed voor je vrijwilligers zorgen.”
Gerard:
“Je moet goed voor je vrijwilligers zorgen.”
En José, hoe omschrijf jij Gerard?
“Het woord gedrevenheid past ook bij hem. Dat was hij als vrijwilliger al, maar als beroepskracht des te meer. Iedereen willen helpen, dat zat er al op de basisschool in. Leerkrachten waren dol op hem. Hij is betrokken en behulpzaam is. Natuurlijk was hij als puber ook weleens lastig, maar over het algemeen is hij plichtmatig: hij doet wat hij moet doen.”
Heb je Gerard door jullie werk bij het Rode Kruis op een andere manier leren kennen?
“Jazeker. Gerard is als beroepskracht zakelijker geworden. Toen ik elf jaar geleden begon, was ik het groentje en hij de ervaren volwassene. Hij maakte me wegwijs in het Rode Kruis-wereldje. Ik zie hem als mijn vraagbaak. Inmiddels heb ik ook heel veel ervaring en kunnen we bij elkaar terecht. Maar eerlijk: dankzij hem heb ik mijn grenzen verlegd. Ik maak ontzettend veel mee. Van de Nijmeegse Vierdaagse tot noodhulp aan vluchtelingen. Ik ben hem dankbaar dat hij me destijds als introducee heeft meegenomen. Mensen helpen is zalig.”
Gerard: “De meest gestelde vraag die ik krijg is: ‘Ben je door je moeder bij het Rode Kruis gekomen?’ Vaak is het inderdaad zo dat ouders hun kinderen meenemen. Bij ons dus niet.”
José Marsman-van Loy
José, kun je Gerard nog gewoon als jouw kind zien?
“Ja natuurlijk als hij zijn gewone kleding aan heeft hahaha… Maar zo zie ik hem niet vaak. Ik tref hem vaker in uniform bij gezamenlijke inzetten. Dan zegt ie: ‘Moeders, ik kom je om 6.15 uur ophalen.’ Heel gezellig.”
Gerard, hoe zie jij de band met je moeder? Is die veranderd?
“Onze band was al hecht, maar is nog veel sterker door wat je allemaal met elkaar meemaakt. Ik krijg nu wel betaald als beroepskracht, maar ik blijf ook vrijwilliger. Ik ben niet ineens meer dan mijn moeder of een ander persoon. Natuurlijk heb ik als beroepskracht wel een voorbeeldfunctie. Ik kan bijvoorbeeld niet met een andere jas lopen dan landelijk is voorgeschreven. Ik moet zorgen dat het allemaal klopt. En ik heb soms meer kennis dan mensen op de locatie. Maar we zijn allemaal gelijk.”
José: “Gerard loopt al zo lang mee en kent zoveel mensen dat ik vaak te horen krijg: ‘Oh, jij bent de moeder van Gerard!’ Ik ben zo trots op wat hij heeft bereikt. Hij heeft van zijn hobby zijn beroep gemaakt. Volgens mij doet hij het goed. Hij weet van wanten en kan goed met vrijwilligers omgaan. Je hoeft ze echt niet de hele dag te aaien en te pamperen, maar we zijn geen werknemers. Het besef dat je vrijwilligers moet koesteren, missen sommige beroepskrachten weleens. Gerard niet. De bloemen die ik soms krijg, zijn een leuke waardering, maar daar doe ik het niet voor.”
Gerard: “Beroepskrachten zijn er ter ondersteuning van de vrijwilligers. Zij zijn niet voor mij aan het werk, maar voor mensen in nood.”
José:
“Je hoeft vrijwilligers niet te pamperen, maar we zijn geen werknemers.”
En doet de rest van het gezin ook mee?
Gerard: “Oale, mijn vader, werkt fulltime als timmerman. Hij is geen vrijwilliger. Daar heeft hij geen tijd voor en geen zin in. Hij is niet het type dat bij een evenement gaat zitten. Hij is wel betrokken en geïnteresseerd. En als er een keer een lampje van een aanhanger gerepareerd moet worden, kunnen we hem altijd vragen.”
José: “Mijn jongste zoon Marcel staat ingeschreven als vrijwilliger bij het Rode Kruis. Hij doet soms de logistiek bij evenementen. Op zijn werk is hij BHV’er. Hij kan reanimeren, maar wil geen EHBO-diploma halen. Hij zegt: ‘Dan raak ik ook besmet met het Rode Kruis-virus en dat kost me teveel tijd.’”
Gaan de gesprekken thuis veel over het Rode Kruis?
Gerard: “Ja, het levert altijd gespreksstof op.”
José: “We maken veel mee en je hebt steun aan elkaar om dingen te verwerken. Zo was ik in 2015 EHBO'er in Ter Apel voor vluchtelingen. Na een lange reis stortten ze in. Je helpt mensen met schurft, etterende wonden door prikkeldraad, verkoudheid. Je bent er dag en nacht voor die mensen.”
Gerard: “We hebben tig verhalen en raken niet uitgepraat. Er zijn op verjaardagen wel familieleden die soms zeggen: ‘Kan het ergens anders over gaan?’ Dat is best lastig, want ik ben zo trots op deze organisatie.”
José: “Hulp bieden is echt onze passie.”