Samenwerking loont in Zuid-Soedan
Lichtpuntjes in één van de gevaarlijkste landen ter wereld
Lees artikelDrie jonge Rode Kruisers van Den Haag naar Haïti
Samenwerken na een aardschok
Lees artikelLeestijd 10 minuten
SAMENWERKING LOONT IN ZUID-SOEDAN
Lichtpuntjes in één van de gevaarlijkste landen ter wereld
De beroemde Afrikaanse lach, warmte en gastvrijheid. Je vindt het allemaal in Zuid-Soedan. Wat je ook tegenkomt? Honger, conflict, droogte en overstromingen. Toch ziet Regioprogrammacoördinator Meindert Korevaar ook lichtpuntjes. “Door oorlog is veel kennis verloren gegaan, maar de talenten zijn er nog steeds.”
Zuid-Soedan is voor hulpverleners één van de gevaarlijkste plekken om te werken. Het land werd in 2011 onafhankelijk, na bijna 40 jaar oorlog met Soedan. Dit was ook het moment dat Zuid-Soedan een eigen Rode Kruis-vereniging kreeg. De getekende vrede met Soedan betekende echter geen einde aan de binnenlandse conflicten. In de hoofdstad Juba wordt het straatbeeld gedomineerd door militairen en heerst een strenge avondklok. Buiten de steden leven nomaden, die rondtrekken met een stok in de ene hand en een kalashnikov in de andere. Ze schieten met scherp om hun vee en grasland te beschermen en rivaliserende stammen op afstand te houden. Mensen worden vanwege hun ras en cultuur aangevallen, vrouwen op grote schaal verkracht. En dan zijn er natuurlijk nog de rampen die het land maar niet lijken te verlaten: droogte, overstromingen, hongersnood en het coronavirus.
Gebrek aan alles
“Er zijn inderdaad veel elementen die dit land gevaarlijk maken,” vertelt Meindert Korevaar, die afgelopen najaar het Zuid-Soedanese Rode Kruis bezocht samen met directeur Marieke van Schaik. “Meer dan 40 jaar oorlog en conflicten hebben diepe sporen achtergelaten. Het land is chronisch in nood, chronic crisis in hulpverleningstermen. Aan werkelijk alles is gebrek: gezondheidszorg, voedsel, kennis. Hele generaties hebben door de oorlog geen onderwijs gehad. Van de 11 miljoen mensen die er naar schatting wonen, zijn er 8 miljoen in nood. Dat is deprimerend.”
Als Meindert de huidige situatie vergelijkt met die van zijn laatste bezoek in 2012 ziet hij wel degelijk verbeteringen. “Het gaat langzaam, maar je ziet positieve veranderingen. Nu is er bijvoorbeeld in elke stad internet en telefoon. Ook zag ik dat er een stuk geasfalteerde weg is aangelegd tussen de hoofdstad Juba en het gebied Terekeka, 75 kilometer verderop. De asfaltweg is nog maar 40 kilometer, maar 7 jaar geleden was er nog helemaal niets. Mensen kunnen nu veel sneller naar de stad reizen en dat brengt weer handel op gang.”
Waterputten en toiletten
Terekeka is ook de plek waar het Rode Kruis in 2016 een project opzette om 40.000 inwoners weerbaarder te maken. Dit gebied wordt geteisterd door overstromingen, droogtes en oplaaiende conflicten. Het Nederlandse Rode Kruis zorgt voor waterputten en sanitaire voorzieningen.
Meindert: “Het zijn juist de mensen die het minst weerbaar zijn die enorm profiteren van waterputten en toiletgebouwen. Vrouwen moeten vaak kilometers lopen om water te halen. Dit maakt ze kwetsbaar voor verkrachtingen. Ook wanneer ze - verborgen in de bosjes - hun behoeften moeten doen, zijn ze een makkelijke prooi. Wc-gebouwen in de openheid met lage muurtjes bieden veel meer veiligheid. Toen Marieke en ik dit jaar op bezoek gingen, zagen we de resultaten van onze inspanningen. De voorzieningen zijn allemaal in goede staat. Dat is te danken aan de lokale bevolking, die we hebben opgeleid om zelf reparaties uit te voeren. We gingen langs bij een put die net was gerepareerd. Eén van de vrouwen was duidelijk de leiding . Ze sjouwde rond met onderdelen en vertelde aan iedereen wat ze moesten doen. Met deze kennis met deze kennis maak je een vrouw weerbaarder en krachtiger.”
Op de schouders
De spreekwoordelijke Afrikaanse warmte kwam mooi tot uiting toen Meindert en Marieke een andere groep vrouwen bezochten. Met een bijdrage van de Nationale Postcode Loterij nemen ze al een aantal jaar deel aan spaar- en leengroepen. Hiermee zijn kleine ondernemingen, zoals winkeltjes of naaiateliers, die volop in bedrijf zijn, gestart. Ze waren enorm enthousiast om aan het Rode Kruis te vertellen hoe het met ze ging. Marieke werd zelfs spontaan op de schouders genomen. Meindert: “Dan zie je echt waar je het voor doet. Met dit soort projecten boren we de talenten van deze vrouwen aan. Door de oorlog is veel kennis verloren gegaan, maar je eigen talent blijft. Met elkaar weten de vrouwen hun eigen situatie en die van hun gezinnen te verbeteren.”
Herstel versus rivaliteit
Wat ook veel indruk maakte op de programmacoördinator was het bezoek aan het militair hospitaal en het revalidatiecentrum in Juba. Hier voert het Internationale Rode Kruis operaties uit, vooral bij slachtoffers van schietincidenten. In het revalidatiecentrum werken fysiotherapeuten die mensen opnieuw leren bewegen na hun operatie. Ook worden er protheses aangemeten. Meindert: “De mensen die hier terechtkomen, zijn vaak nomaden die in een vuurgevecht gewond zijn geraakt. Ze komen dan in een bijzondere situatie terecht. Ze maken kennis met de stad, waar andere nomaden hun hele leven niet komen, zien hier andere manieren van handel en leven. Bovendien is de kans groot dat ze in het ziekenhuis op een zaal komen te liggen met iemand van een andere stam. In plaats van rivaliteit om vee en land, heeft iedereen hetzelfde doel: herstel.”
Samen één Rode Kruis
Veilig wonen en werken is best een uitdaging in een land dat zo veel gevaren kent. Op de Rode Kruis compound in Juba verblijven gedelegeerden in een ommuurd en bewaakt appartementencomplex. Ze hebben een eigen ruimte, maar ontmoeten elkaar ook op het dakterras, bij het zwembad of in de gemeenschappelijke huiskamer. De hulpverleners komen van over de hele wereld: Denemarken, Bangladesh, Canada, Duitsland, Kenia, Noorwegen. En waar Zuid-Soedan op vele vlakken ‘laag' scoort, is het land volgens Meindert tegelijkertijd een mooi voorbeeld van hoe de one movement approach werkt. Oftewel: samenwerken als één Rode Kruis.
"Wat we zelf niet kunnen, halen we bij anderen"
Meindert: “We noemen het ook in onze strategie: wat we zelf niet kunnen, halen we bij anderen. Vanuit Nederland hebben we bijvoorbeeld veel kennis over water, hygiëne en het aanleggen van sanitaire voorzieningen. De Denen doen weer veel aan de voorbereiding op rampen. Wij vullen dat aan met onze data-analyses vanuit 510. Daarnaast werkt de Rode Kruis-vereniging van Zuid-Soedan zelf keihard om de eigen organisatie steeds beter in te laten spelen op de nood die er is. Op de compound voel je het ook: we zijn hier samen om onze Zuid-Soedanese collega’s te helpen. We doen dit met elkaar.”
DRIE JONGE RODE KRUISERS VAN DEN HAAG NAAR HAÏTI
Samenwerken na een aardschok
Op 14 augustus 2021, inmiddels vier maanden geleden, kreeg Haïti de zoveelste klap te verduren. Wéér een zware aardbeving: 7,2 op de schaal van Richter. Drie jonge Rode Kruis-medewerkers reisden naar het eiland in de Cariben en hielpen mee met de Haïtianen.
De aarde schudde. Ziekenhuizen, woningen en bruggen zakten als kaartenhuizen in elkaar. Er heerste paniek en angst, mensen werden bedolven onder het puin of raakten door brokstukken gewond en hadden dringend medische hulp nodig. Maar het gebied was moeilijk bereikbaar, sommige delen zelfs alleen per boot of helikopter. Het Haïtiaanse Rode Kruis was een van de eerste partijen die hulp verleende. Zo goed en zo kwaad als het ging in de chaos van een crisissituatie. Direct werd ook het netwerk van het internationale Rode Kruis ingeschakeld. Pim Kemperman, Joséphine Meerman en Jacopo Margutti, drie jonge medewerkers van het Nederlandse Rode Kruis, vertrokken al snel naar het rampgebied. Daar staken ze samen met de Haïtianen de handen uit de mouwen.
Satellietbeelden
Eén van de mechanismen om snel noodhulp op te kunnen starten, is het uitzenden van de zogenoemde 'Emergency Relief Units' (ERU’s). Deze noodhulpteams bestaan uit een aantal hulpverleners met verschillende expertises. Denk aan specialisten op het gebied van logistiek, data, onderdak en communicatie. Pim Kemperman en Jacopo Margutti maakten deel uit van het eerste ERU-team dat op 20 augustus in Haïti aankwam, zes dagen na de aardbeving. “Er was in eerste instantie veel onduidelijkheid over welke gebieden getroffen waren,” zegt Pim. “De eerste week waren we met het team samen aan het uitzoeken wat er allemaal moest gebeuren. Pas daarna ging iedereen aan de slag vanuit zijn eigen expertise.”
Jacopo, lid van het 510 datateam, was verantwoordelijk voor het snel in kaart brengen van de schade. Door middel van een speciale computertool, ontwikkeld door 510, werden satellietbeelden met een hoge resolutie geanalyseerd. Zo kon bijvoorbeeld bij benadering worden vastgesteld hoeveel mensen dakloos raakten, essentiële informatie voor effectieve hulpverlening. “Een computer met deze tool kan gemakkelijk tienduizend gebouwen per uur verwerken, terwijl een mens ‘slechts’ honderd gebouwen per uur kan beoordelen," licht Jacopo toe. “Deze snelle analyses werden vervolgens direct beschikbaar gesteld aan lokale hulpverleners.”
Contant geld
Terwijl Jacopo in kaart bracht welke mensen op welke plekken het hardst hulp nodig hadden, deed Pim onderzoek naar de haalbaarheid van contant geld als vorm van hulpverlening. Op het moment dat er veel uiteenlopende noodvragen zijn, blijkt contant geld meestal een goede vorm van hulpverlening. Zo kunnen mensen zelf beslissen wat ze op dat moment nodig hebben. “We zijn natuurlijk direct begonnen met de distributie van noodhulpspullen, zoals hygiënekits, pannen, bestek en dekzeilen,” legt Pim uit. “Maar daarna moet je de transitie maken naar contant geld en een plan hebben voor de langere termijn.” Pim keek of de basisvoorwaarden aanwezig waren. Werken de lokale markten? Hebben mensen toegang tot deze markten? Zijn er voldoende producten beschikbaar?
Onvermoeibaar
Haïti is al jarenlang een partnerland van het Nederlandse Rode Kruis. Dit betekent dat er veel rechtstreekse samenwerking plaatsvindt tussen de beide nationale verenigingen. Er zijn al verschillende projecten opgezet, zoals waarschuwingssystemen voor aankomende orkanen. Na de aardbeving kon meteen noodhulp worden georganiseerd vanuit het Haïtiaanse Rode Kruis in Les Cayes, een getroffen gebied van waaruit Joséphine Meerman de noodhulp coördineerde. “Ik zag huizen waarvan alleen het dak nog heel was. Mensen sliepen op straat, ook omdat ze bang waren voor naschokken. En dan raast er twee dagen na de aardbeving ook nog een storm over,” vertelt Joséphine. Na de storm ging de noodhulpverlening weer van start, ondanks dat de distributies soms moeizaam en chaotisch verliepen. “Ik ben trots op dit team,” blikt Joséphine terug. “Vrijwilligers en hulpverleners van het Haïtiaanse Rode Kruis waren zelf óók getroffen door deze ramp, toch gingen ze onvermoeibaar door.”
“Goede communicatie is essentieel, een dag later stonden ezels klaar om spullen op te halen"
Vertrouwen
Ook Pim bewondert de collega’s in het veld om hun veerkracht en doorzettingsvermogen. “Er zijn ongelofelijk veel vrijwilligers die wilden helpen, het Haïtiaanse Rode Kruis heeft een hele goede reputatie,” aldus Pim. “Dit gaf ons toegang tot gebieden waar anderen niet konden komen, zoals in de bergen en landelijke gebieden. Zo konden we mensen bereiken die eigenlijk altijd buiten de boot vallen,” legt Pim uit. “Als we de bergen introkken om mensen te informeren wanneer en waar een distributie zou plaatsvinden, stonden vervolgens een dag later ezels klaar op het plein om spullen op te halen.” De communicatie met de gemeenschap was ook een belangrijk onderdeel van het ERU-team. Er werd veel gepraat, informatie uitgewisseld en uitleg gegeven over bijvoorbeeld de selectiecriteria voor hulp, zodat distributies rustig en effectief konden verlopen. “We verzamelden telefoonnummers en informeerden mensen als de distributies verplaatst werden. Dit werd enorm gewaardeerd,” stelt Pim. Zo werd een vertrouwensband opgebouwd.
Toekomstperspectief
Het leven in Haïti is zwaar. Inwoners worden door armoede, natuurrampen, politieke crisis en geweld dagelijks op de proef gesteld. De onrust bemoeilijkt ook de hulp van het Rode Kruis. Zo is onder meer het vervoeren van hulpgoederen over de weg onveilig. Daarnaast is er voor Haïtiaanse jongeren weinig toekomstperspectief en werkt de traumatische ervaring van een zware aardbeving vaak nog lang door. Mensen voelen zich niet meer veilig in hun huis. Ondanks dat signaleren Joséphine, Pim en Jacopo toch een enorme kracht bij bewoners. “Haïtianen maken er het beste van,” zegt Pim. “Sommigen bouwden al na een maand weer aan hun huis. Het leven gaat door is het motto," beaamt Joséphine. "Het Nederlandse Rode Kruis helpt met preventieprogramma's en langdurige interventies. Deze investeringen bieden hoop voor een betere toekomst."