Leestijd 5 minuten

Betere nazorg bij rampen en gebeurtenissen

In juli 2021 stijgt het water in Zuid-Limburg en dat leidt tot grote problemen. Het zijn de vrijwilligers van het Rode Kruis die direct alles op alles zetten om mensen te helpen. Zandzakken sjouwen, schoonmaken, een luisterend oor bieden, locaties voor noodopvang inrichten. Maar wat doet dit met de vrijwilligers zelf? In gesprek met Sandra Arents (Coördinator Hulpverlening in Zuid-Limburg), Madelon Bronner (Adviseur Psychosociale ondersteuning) en de vrijwilligers Geke de Vries en Jac Jeurissen.

Een groep demente ouderen stapt uit een bus in Heerlen. Ze zijn daar naartoe gebracht vanuit het verzorgingshuis waar ze vanwege het hoge water niet meer konden blijven. Geke is een van de Rode Kruis-vrijwilligers die hen opvangt. Sommige ouderen hebben hun pyjama aan. Ze hebben het koud, zijn soms nat en weten amper waar ze zijn omdat ze in het donker ineens hun woning moesten verlaten. Collega-vrijwilliger Jac regelt de opvang in de verschillende centra die speciaal hiervoor worden ingericht. Hij zorgt ervoor dat alles in goede banen wordt geleid.

 

Vol op adrenaline

Op Geke maken deze dagen veel indruk. Naast de ouderen zijn er ook andere mensen die hun verhalen delen over hoe ze hun huis moesten verlaten. Pas later dringt het tot haar door wat er allemaal is gebeurd. "Op maandagochtend bracht ik de kinderen naar school en daarna kwam er rust. Pas toen dacht ik: ik zit niet goed in mijn vel. Toen heb ik aan de bel getrokken met een verzoek voor nazorg. Na vijf lange dagen merkte ik pas hoe moe ik was."


Volgens Madelon is dat niet zo gek. Als de noodhulp nog in volle gang is, gaat zij met een team richting Limburg om nazorg te verlenen. "Als Rode Kruis-vrijwilliger ga je vol op je adrenaline. Je hele stresssysteem gaat aan, je spieren verkrampen, je pupillen worden kleiner. Je bent in de opperste staat van paraatheid. Als dat lang aanhoudt, kun je die extreme hoogspanning op een gegeven moment niet meer aan." 
 

Niet laten sudderen

"Vanuit de regio zagen we ook dat het voor mensen na een paar dagen veel wordt," vertelt Sandra, Coördinator Hulpverlening Zuid-Limburg. Er worden direct nazorgsessies georganiseerd in de avonden, zowel in Noord- als in Zuid-Limburg. Vanuit het verenigingskantoor vinden belrondes plaats. "Na een paar weken keken we terug om te evalueren hoe dat allemaal is gegaan."
Ook Jac bezocht zo’n nazorgbijeenkomst. "In die sessies vond ik het fijn om dingen waar ik mee zat van me af te kunnen praten. Er gaan bij zo’n inzet zaken fout, dat kun je niet voorkomen. Dat zit soms in de coördinatie, dan worden mensen voor niks opgeroepen. Dan is het fijn als je je frustraties een beetje van je af kunt praten. Dat heb ik als positief ervaren. Dat dit gesprek in dezelfde week plaatsvond was ook prettig. Zoiets moet je niet te lang laten sudderen."

Geke trekt dus zelf op maandag aan de bel en vraagt om nazorg. Die avond slaapt ze niet. Op dinsdag aan het eind van de middag neemt er iemand contact met haar op. Zowel Sandra als Madelon vinden dat dit te lang heeft geduurd.

Geke:

“Nadat ik maandagochtend de kinderen naar school bracht, merkte ik dat ik niet goed in mijn vel zat”

Direct oppakken

Vanuit het verenigingskantoor zijn Madelon en haar collega’s bezig om een pilot ‘Team Collegiale Ondersteuning’ op te zetten die zal starten in drie regio’s. "Het is de bedoeling om structureel op landelijk niveau afspraken te maken over voor- en nazorg," zegt Madelon. "Zodat deze hulp in de toekomst sneller wordt opgepakt. Zeker bij dit soort gebeurtenissen met een hoog risico, waarbij dingen gebeuren die veel impact hebben. Anders loop je erin vast. Als problemen niet gezien of herkend worden, kun je er nog lang last van hebben. Terwijl er minder aan de hand is als er op tijd hulp komt."

Sandra is in haar regio ook bezig om de nazorg beter op poten te zetten. In de toekomst hoopt ze, tijdens een gebeurtenis als een watersnood, iemand aan te wijzen die het direct kan oppakken. "Dan kunnen we ervoor zorgen dat als vrijwilligers aan de bel trekken ze al na twee uur worden gebeld, zodat de persoon die nacht misschien wel kan slapen."
Volgens Jac is het ook belangrijk dat Rode Kruis-medewerkers en -vrijwilligers met hun collega’s praten over wat ze meemaken. "Vaak ziet een collega-vrijwilliger eerder wat er met je is dan jijzelf. Hulpverleners zouden niet alleen oog moeten hebben voor de hulpvragers, maar ook voor hun directe collega’s en zichzelf."

 

Jac:

“Vaak ziet een collega-vrijwilliger eerder wat er is dan jijzelf”

Hulp beschikbaar

Vrijwilligers die nog na willen praten over hun inzet in Limburg kunnen zich het beste melden bij hun Teamleider of Districtsmanager, adviseert Madelon. En als die er niet uitkomen, kun je gewoon contact met haar opnemen of met een van haar collega’s. Er is altijd iemand beschikbaar. "Zoek in ieder geval iemand uit waar je je prettig bij voelt," raadt ze aan.

Geke heeft na de watersnood in Limburg de pieper van het Noodhulpteam een tijdje uit gehad, zegt ze. Dat was op advies van haar collega’s. Toch kijkt ze positief terug op deze inzet. "We stonden er wel. Ook al waren het lange dagen, voor de slachtoffers hebben we gewoon geweldig werk geleverd." Ook Jac blikt met een goed gevoel terug en zal er in de toekomst ook weer bij zijn als er hulp nodig is. "Je hoopt dat zo'n watersnoodramp niet vaker zal gebeuren. Maar als dat het geval is, dan wil je als Rode Kruiser graag vooraan staan om anderen te helpen."